Hoe bericht de Belgische media over coöperaties?

Deze vraag behandelden drie studenten Master in het Management (MaNaMa) in hun masterproef bij het Kenniscentrum voor Coöperatief Ondernemen (KU Leuven). Nele Schoebrechts, Bram Van Otterdijk en Yannis Van de Velde onderzochten de manier waarop coöperaties worden afgebeeld in de media.
In de wetenschappelijke literatuur wordt de coöperatie als een alternatieve organisatievorm naar voren geschoven. Door hun onderzoek wilden Nele, Bram en Yannis bestuderen of dat ook het geval is in traditionele media en hoe coöperaties hun legitimiteit daarin versterken. In het bijzonder hebben ze onderzocht hoe coöperaties in één Vlaamse krant, De Morgen, over de periode 2000-2016 werden behandeld. De kwalitatieve analyse van de verzamelde 227 artikels leidde hen tot drie vaststellingen.

  1. Het onderzoek bevestigt dat coöperaties aan populariteit winnen in tijden van crisissen. Coöperatieve organisaties komen vaker als een alternatief aan bod in De Morgen tijdens de jaren van de economische recessie. En zij worden dan ook met een uitgesproken positieve toon afgebeeld. Nochtans krijgen coöperaties in de banksector niet dezelfde positieve insteek. Ook coöperatieve banken leken gevolgen te ondervinden van de financiële crisis. Een opmerkelijk feit is een sterk stijgende trend in het aantal artikels over consumentencoöperaties in het begin van de crisis, 2007-2008.
  2. Tegen het einde van het decennium waren coöperaties veel meer aanwezig in de media dan in het begin en einde van de onderzochte periode. De uitschieters in de analyse waren 2011 en 2013, waarbij de gebeurtenissen rondom Arco en de nasleep ervan centraal stonden. Er kunnen dan ook drie periodes worden geïdentificeerd. Eerst worden coöperaties tijdens de vroege periode (2000-2010) heel beperkt besproken. De tweede periode, de crisisperiode (2011-2012), telt een stijgend aantal artikels – waaronder opiniestukken – naar aanleiding van de Arco affaire. Interessant is wel dat niet alle coöperaties daarbij over dezelfde kam werden geschoren. In de meeste van deze opiniestukken werd namelijk aangehaald hoe Arco zijn ideologie verwaarloosde en de coöperatieve gedachte achter zich liet. De derde periode (2013-2016) is post-Arco, die wel behandelde hoe het was kunnen gebeuren en hoe de coöperanten eventueel vergoed zouden kunnen worden. Er werd dus hoofdzakelijk naar antwoorden gezocht, onder andere door de oprichting van een nieuwe (echte) coöperatieve bank NewB.
  3. De derde vaststelling is dat de negatieve gevolgen van Arco blijkbaar geen al te grote invloed hadden op de representatie van andere soorten coöperaties. Zij werden niet per se negatief afgeschilderd in de media in de desbetreffende periode. Een groot deel van de bevolking bleek nog steeds heil te zien in deze organisatievorm.

Bron:

Masterproef van Nele Schoebrechts, Bram Van Otterdijk en Yannis Van de Velde in hun Master in het Management (MaNaMa) bij het Kenniscentrum voor Coöperatief Ondernemen (KU Leuven, 2017)

Frédéric Dufays, begeleider van de masterproef en coördinator van het Kenniscentrum Coöperatief Ondernemen